TrosKompas

Freek Vonk

Ooievaarsbekijsvogel

In Nepal kom ik een ooievaarsbekijsvogel tegen, met felrode snavel. Dit is een van de grootste ijsvogelsoorten in Nepal, en wat een beauty!

 

Ooievaarsbekijsvogels vangen voornamelijk zouten zoetwatervissen, krabben en andere schaaldieren, maar ze zijn ook niet vies van kikkers, knaagdieren, jonge vogels en insecten. Het is geweldig om ze te zien jagen. IJsvogels hebben korte, afgeronde vleugels en zijn daardoor op de korte afstand supersnel en wendbaar. Vanuit een favoriete uitkijkpost scannen ze het wateroppervlak op bewegingen van prooien. Soms slaan ooievaarsbekijsvogels de bewegingen van andere waterjagers gade, zoals slanke otters, en maken gebruik van de paniek die deze veroorzaken! Dan vliegen ze snel op hun prooi af en maken een snoekduik. Ze zijn zó vlug, dat ze binnen een paar tellen na het wegvliegen van hun uitkijkpost al een prooi te pakken hebben en weer op hun tak landen. Grote vissen slaan ze eerst een paar keer tegen een tak om die te immobiliseren. Dan slikken ze deze door met de kop eerst, zodat ze geen weerstand hebben van de schubben en vinnen. Al is het soms nog een hele klus om een spartelende vis in de juiste positie te krijgen.

Helderziend

Jagen op snel bewegende prooien, zeker onder water, vraagt om speciale ogen. Net als onder andere roofvogelogen zitten in de ogen van ijsvogels niet één (zoals bijvoorbeeld bij ons) maar twee plekjes die extra veel licht opvangen. We noemen zo’n plekje een ‘fovea’. IJsvogels gebruiken hun centrale fovea wanneer ze boven water zijn. Ze zien dan alles haarscherp. Maar zodra ze onder water duiken, verschuift hun beeld naar hun tweede fovea. Met deze zien ze diepte! Zo kunnen ze de afstand tot een prooi feilloos bepalen. Ze zien op dat moment weliswaar niet zo scherp als boven water, maar afstand inschatten is dan even belangrijker. Zolang de vis maar wordt gevangen!

 

Beeld © Getty Images