TrosKompas

Freek Vonk

Palmgier

Ik ben in Gabon en wandel langs de rand van een kustbos. Boven mijn hoofd zweeft een arendachtige roofvogel. Wacht even, het is een palmgier!

Gieren cirkelen toch in dorre woestijnen boven een stinkend karkas? Niet allemaal. Wat gieren van de Oude Wereld betreft is de palmgier een vreemde eend in de bijt: 
je maakt ’m blijer met de vlezige schil van een palmnoot dan met een stukje vlees. Het is dus niet een typische roofvogel.

Palmgieren hebben veren op hun kop en hals, maar de oranjerode kale huid op hun gezicht is onmiskenbaar gierachtig. De kleur van die huid wordt door carotenoïden beïnvloed: kleurstoffen die de gieren binnenkrijgen door te eten van palmnoten van oliepalmen, raffiapalmen en dadelpalmen. 

Hun verspreiding is gelinkt aan het voorkomen van deze palmen, voornamelijk oliepalmen. Doordat deze palmsoorten zich voor de commerciële handel steeds meer over Afrika verspreidden, verplaatsten de palmgieren mee. Dat ging vrij makkelijk; jonge dieren zwerven honderden tot ruim duizend kilometer vanaf hun geboorteplek.

Boom, noot, vis

Plantaardige voedselbronnen maken zo’n 65 procent van het dieet van palmgieren uit. Zolang een palmboom vrucht draagt, komen de gieren dag na dag terug om zich vol te eten. Toch leven ze ook in gebieden zonder oliepalmen en bestaat een derde van hun dieet uit iets anders. Ze vangen weleens een visje of een krab en zijn ook niet vies van een reepje aas. En als groene zeeschildpadden in het regenseizoen naar de stranden komen, genieten ze een paar maanden van schildpaddeneieren en babyschildpadjes. 

 

De vitaminerijke vruchten van de oliepalm zijn dus zeker een favoriet van een palmgier, maar niet essentieel om te overleven. Afwisseling is de sleutel. Toen onderzoekers een ‘cafetariatest’ deden en op de ene stapel vissen aanboden en op de andere oliepalmnoten, kozen alle palmgieren voor verse vis. Kijk, daar kwam hun gierige aard toch een beetje bovendrijven.

 

Beeld: Getty Images