TrosKompas

Freek Vonk

Bobbitworm

Ik ben in de Filipijnen en zweef vlak over de zeebodem. Onder mij zie ik ineens een berenklem, klaar voor de aanval. Het is de ‘levensgevaarlijke’ bobbitworm!

 

Nou ja, levensgevaarlijk voor vissen, dan. Die kunnen beter niet te lang vlak boven de bodem blijven rondhangen. Net als het topje van een ijsberg, zit het grootste deel van een bobbitworm onder het zand verstopt: een dunne sliert, die ruim drie meter lang kan worden. Het enige wat overdag boven de bodem uitsteekt, zijn vijf antennen en een set wijd opengesperde, getande kaken. Als het nacht is, komen bobbit-wormen wat verder uit hun schuilplaats tevoorschijn en maken ze gebruik van het duister om naar alles uit te halen wat voorbijkomt. Hun kaken zijn scherp als scharen en staan onder spanning, als een springveer.

Levend begraven
Bobbitwormen voelen met hun gestreepte antennen of er iets eetbaars in de buurt komt. Die reageren op licht en chemische en tactiele prikkels. Ze werken ook als wriemelend lokaas; sommige zeebewoners vinden die uitsteeksels erg interessant. Maar dan worden ze ineens zelf de daghap… Bam! Met explosieve kracht schieten bobbitwormen uit hun hol en klappen ze de val dicht. De aanval is zo krachtig, dat sommige prooien zelfs in tweeën worden geknipt. Terwijl een vis, octopus of worm zich nog uit de klem probeert te worstelen, verdwijnt de jager steeds dieper in z’n gang. Zijn greep verslapt niet. Als het een grote vis is, moet zo’n bobbitworm een paar keer goed kracht zetten om het hele lijf onder het zand te sleuren. De prooi zakt mee, tot er een kuil in het zand achterblijft en jager en prooi verdwenen zijn. Dit alles gebeurt in luttele seconden. Bobbitwormen verteren hun prooien ondergronds. Levend begraven - en levend opgegeten. Een bruut einde!

 

Foto © GettyImages