TrosKompas

NOSTALGIE GT Rovers

De Pockmeester

Als in de vijftiende eeuw iemand aan syfilis leed, dan werd de pockmeester erbij geroepen. Maar of dat wel zo verstandig was?

Heel lang dacht men dat syfilis een soort huidziekte was. Daar kwam verandering in toen de Spanjaarden in 1496 met 135 schepen, met aan boord 24.000 soldaten, de haven van Arnemuiden binnenvoeren. Die winter vielen zeer veel doden door deze ziekte, die in Holland en in Vlaanderen de naam Spaensche pocken kreeg. Men had inmiddels door dat het om een geslachtsziekte ging en syfilis werd gezien als een ‘vuile’ ziekte.  Was je ermee besmet, dan gold dat als bewijs van een losbandig leven.

Nare zwaveldampkuren
De pockmeester was meestal een pure leek die maar wat aanrommelde met de toen zeer populaire kwikzalf Saracenicum. Door kwikvergiftiging ging de patiënt heftig zweten en kwijlen en vielen de tanden en kiezen soms spontaan uit de mond. De syfilis-patiënten ondergingen ook heftige zwaveldampkuren, of de pokken werden gewoon uitgebrand! Brrr. Vaak overleed de syfilis-lijder alsnog na deze barbaarse behandelingen. Omdat er regelmatig epidemieën uitbraken werden er in de meeste steden pokhuizen gebouwd. Vaak bleven de pockmeesters er niet heel lang werken... Zouden de behandelingen dan toch niet zijn aangeslagen?

Eindelijk een remedie
Hoewel men stiekem heus wel wist dat de meeste pockmeesters kwakzalvers waren, was het in veel steden een beschermd beroep. Aan het eind van de zestiende eeuw stak men daar een stokje voor, door de behandeling van Spaensche pocken over te dragen aan de enige echte stadschirurgijn. In de eeuwen erna bleef men gebruikmaken van diverse kwikdoseringen voor de behandeling, tot de uitvinding van penicilline in 1928. Pas toen dat na de Tweede Wereldoorlog beschikbaar kwam voor de gehele bevolking had men eindelijk een goedwerkende remedie tegen de ziekte die eeuwenlang zoveel slachtoffers had geëist.

Beeld: © ANP