TrosKompas

FREEK VONK

Bateleur

Ik ben in het wildreservaat Samburu in Kenia en wandel over het droge, uitgestrekte grasland. Laag boven de grond scheert een roofvogel voorbij, het is een bateleur!

Bateleur betekent straatartiest of acrobaat en het slaat op de manier van vliegen van deze prachtige vogels. Ze zwenken op en neer in de vlucht, alsof ze met hun vleugels hun evenwicht op een koord proberen te bewaren. Ze kunnen zich van grote hoogte ineens als een baksteen laten vallen en zijn door hun lange, puntige vleugels ook laag boven de grond nog wendbaar en snel. Jonge bateleurs hebben langere vleugel- en staartveren dan hun ouders. En die hebben ze ook nodig. Dit zijn als het ware hun zijwieltjes. De uitvliegende vogels moeten het stuntvliegen nog leren. Na iedere rui krijgen ze kortere veren, dus dan moeten ze het wel steeds beter kunnen!

Wegpiraat

In hun zoektocht naar voedsel kunnen bateleurs tientallen tot een paar honderd kilometer van hun leefgebied overbruggen. En omdat bateleurs zo laag vliegen, zijn ze vaak als eerste bij een vers karkas te vinden. Maar eenmaal bij de maaltijd aangekomen, hebben ze het niet voor het zeggen; ze worden verdrongen door sterkere vogels. Ze moeten op hun beurt wachten. Toch stelen ze geregeld voedsel van de andere aasetende vogels als die even niet opletten. Bateleurs houden ook de wegen in de gaten, op zoek naar roadkill. Daarnaast zijn het actieve jagers, die achter hazen, kleine antilopen en andere vogels aan gaan. Het zijn zelfs slangenjagers! De schubben op hun poten en tenen zijn extra dik, iets wat je ook wel bij andere slangenvangende vogels ziet. Die vormen een pantser, extra bescherming tegen slangenbeten. Toch moeten de vogels natuurlijk nog steeds ontzettend oppassen. Maar als je zo snel en soepel beweegt als een bateleur, zit je wel gebakken!

 

Beeld © Getty Images