TrosKompas

FREEK VONK

Indische muntjak

In het Nepalese Bardía National Park, domein van tijgers en luipaarden, komt een handvol hertensoorten voor.
De kleinste is de Indische muntjak, een solitair levend hert met een scherp randje.

Muntjakmannetjes zijn niet voor de poes. Ze zijn het hele jaar door klaar om te paren en daarom vechten ze wat af met rivalen. Hoewel ze een klein, simpel gewei hebben, weten ze er tegenstanders mee uit balans te krijgen. Als dat eenmaal is gelukt, beginnen ze elkaar te bijten. Ze bezorgen elkaar gapende wonden met
de slagtanden in hun bovenkaak. Dat zijn hun uit de kluiten gewassen hoektanden. Muntjaks mogen op het eerste gezicht dus een lief snoetje hebben, schijn bedriegt! De winnaar van zo’n gevecht is of blijft de baas van het beste territorium in de buurt - een plek waar genoeg voedsel en schuilplaatsen te vinden zijn. De verliezer moet genoegen nemen met een plek die minder in trek is.

Blaffende herten

In het Engels worden Indische muntjaks ‘barking deer’ genoemd, naar het scherpe, keffende geluid dat ze vaak maken. Zo communiceren ze met elkaar wanneer er gevaar dreigt, of als ze iets anders ongewoons opmerken dat hun aandacht trekt. Het zou zo een rondsluipend luipaard kunnen zijn... Vrouwtjes laten ook met geblaf weten dat ze in oestrus zijn; gereed om te paren. Geluid is vooral voor directe boodschappen. Geur is een subtieler medium. Net als andere herten bezitten Indische muntjaks vele geurklieren, waaronder tussen de hoeven en onder hun ogen. Op strategische plekken in hun territoria schrapen ze hun hoeven over de grond om hun parfum in de aarde te harken. En waar veel andere herten hun geweien scherpen aan boomstammen doen muntjaks dit met hun hoektanden. De sporen - en de geuren - zitten dan ook een stukje lager. De dichte ondergroei zit dus vol geheime boodschappen die alleen de muntjaks weten te ontcijferen!