TrosKompas

Freek Vonk

Zwart-gele klompvoetkikker

Sommige dieren zijn zo mooi dat ze wel nep lijken. Dat geldt zeker voor sommige soorten amfibieën! In Suriname zie ik een piepkleine zwart-gele klompvoetkikker.

Het prachtige diertje zit als een sieraad tussen de dode bladeren op de bosgrond. De naam klompvoet verwijst naar de vingers en tenen. Bij deze padden zijn één of een aantal van de normaal vier vingers en vijf tenen verkleind of verdwenen en de rest is deels met elkaar vergroeid. Klompvoetkikkers wandelen kalmpjes over de bosbodem, als kleine kleurige snoepjes. Voor een roofdier met trek is het echter geen goed idee om er een te vangen. Klompvoetkikkers mogen dan padden zijn en geen echte pijlgifkikkers, ze zijn toch ook erg giftig. Dat zie je natuurlijk al aan die felle waarschuwingskleuren. Er zit een enorm sterk gif in hun huid en sommige van hun organen, dat tetrodotoxine heet. Eten roofdieren ze op, dan raken die helemaal van het padje. Om te voorkomen dat een onervaren roofdier het toch probeert, gooien de padden zich bij bedreiging op hun buik en steken ze hun poten in de lucht, die aan de onderkant felrood zijn. Waarschuwing nr. 2!

Latrelatie

Zwart-gele klompvoet-kikkers jagen overdag op mieren, kevertjes en mijten. Zodra de avond valt zoeken ze het iets hogerop voor een veilige slaapplek. Het grootste deel van het jaar brengen ze zo alleen door, de mannetjes gescheiden van de vrouwtjes. Buiten de paartijd leven vrouwtjes dieper in het regenwoud, waar ze een gebiedje verdedigen tegen andere vrouwtjes. De mannetjes houden zich dan op bij bosbeken in hun eigen territorium van een paar meter groot. Maar als het droge seizoen aanbreekt, verandert de situatie. Dan reizen de vrouwtjes naar de beken, waar de mannetjes al om ze zitten te roepen. Het resultaat van alle actie is een grote hoeveelheid eitjes, die niet veel later als kralenkettingen in het beekwater.