TrosKompas

NOSTALGIE GT Rovers

Invoering scheidingswet

Tot 1580 was het in Nederland vrijwel onmogelijk om een huwelijk te laten ontbinden, omdat de wetgeving toentertijd sterk onder de invloed stond van de Bijbel. De katholieke kerk stond alleen een scheiding van tafel en bed toe wanneer er aantoonbaar overspel was gepleegd. De echtelieden hoefden dan niet meer onder één dak te slapen, maar het huwelijk bleef nog wel intact. Hertrouwen met een nieuwe liefde mocht niet. Kwamen er toch kinderen uit voort, dan waren die buitenechtelijk.

Na de Franse bezetting in 1795 werden veel wetten uit de Franse Burgerlijke wetgeving ook in Nederland van toepassing. De Fransen waren echter veel milder en vonden dat echtparen met wederzijdse instemming mochten scheiden wanneer er sprake was van ‘onverenigbaarheid van karakters’. De familie Meers maakte daar in 1796 gebruik van en liet als eerste in Nederland hun huwelijk door de burgerlijke stand ontbinden.

De grote leugen
Na de invoering van het wetboek van Napoleon in 1803 werd scheiden vrijwel weer onmogelijk (al stond Napoleon zichzelf in 1809 wel toe om van zijn ooit geliefde echtgenote Joséphine te scheidden, nadat zij was vreemdgegaan). Na het vertrek van de Fransen uit Nederland werd het Nederlands Burgerlijk Wetboek in 1838 ingevoerd. Voortaan mocht er gescheiden worden bij overspel, verkwisting, een langdurige veroordeling tot gevangenisstraf wegens een misdrijf en aantoonbare mishandeling.

Voor veel ruziënde echtelieden zat er niets anders op dan ten overstaan van de rechter maar net te doen alsof een van beiden overspel had gepleegd. Dat toneelspelletje werd algauw ‘de grote leugen’ genoemd. Daar kwam in 1971 een eind aan door de invoering van de Echtscheidingswet. De echtscheidingsnood was blijkbaar hoog, want in 1972 werden ruim 15.000 huwelijken ontbonden. Dit aantal bleef maar stijgen tot zelfs 91.080 scheidingen in 2018.