TrosKompas

Freek Vonk

Orangoetankrab

Ik ben aan het duiken voor de kust van Borneo en geniet van de magische onderwaterwereld. Het koraal zit vol leven. Dan wordt mijn aandacht getrokken door een roodbruin, harig trosje. Het wandelt! Het is een orangoetankrab.

Het lijf van orangoetankrabben lijkt bedekt met een vacht, net als hun naamgenoten. Maar dit zijn schaaldieren, ze hebben geen echte haren. Hun buitenste harde laag, of pantser, is bezaaid met een soort borstelharen die op zoogdierharen lijken: de setae. Zelfs hun oogstelen zijn ermee bedekt en ook hun lange spillepoten vallen zo niet op. Van een afstandje lijken orangoetankrabben zo op een plukje zeewier. Zeker als ze overdag stilzitten en alleen het ‘wier’ in de stroming beweegt.

Klittenband
Op zeewier lijken vinden ze echter niet genoeg. Veel van hun borstelharen zijn aan het einde omgebogen en werken als klittenband. Zo hechten materialen die ze onderweg verzamelen aan hun ‘vachtje’ vast: grind, stukjes plant, zandkorrels en lege schelpjes blijven er goed aan plakken. Veel andere borstelharen zijn recht, dit zijn een soort voelsprieten. Zo voelen ze waar op hun lijf ze nog een paar versiersels kunnen gebruiken. Het wordt een lekker rommeltje, er valt haast geen krab meer in te ontdekken.

Camouflage
En dat is precies de bedoeling: camouflage. Zo’n rood pak lijkt heel opvallend, maar niet op een koraalrif. Daar zie je alle kleuren van de regenboog en allerlei vormen. Voor roofdieren die op zicht jagen wordt het moeilijk om iets eetbaars te herkennen als het zich in creatieve vermommingen heeft verpakt, altijd weer een beetje anders. Het is een effectief overlevingsmechanisme. Camouflage is een heel goed idee als je klein bent. Orangoetankrabben zijn hapklare brokjes voor allerlei roofdieren, maar dan moeten die wel goed zoeken. Pas als het donker wordt gaan orangoetankrabben op pad om hun eigen kostje bij elkaar te scharrelen. Wat gaaf dat deze jongen zich even aan me heeft laten zien!

 

Beeld: © Getty Images