TrosKompas

tpb_.jpg

The painted bird (2019)

4
De controversiële oorlogsroman ‘The painted bird’ van de Poolse schrijver Jerzy Kosinski is verfilmd in prachtige zwart-witbeelden. Het resultaat is een shockerende film over de gruwelen in Oost-Europa tijdens WO II.

De in de jaren vijftig naar Amerika geëmigreerde Poolse Jood Jerzy Kosinski deed alsof zijn boek ‘The painted bird’ uit 1965 een autobiografisch verhaal was over zijn eigen ervaringen in de oorlog. Later werd echter aangetoond dat Kosinski zelf tijdens de oorlog veilig zat ondergedoken bij een katholieke familie, en dat de omzwervingen en ontberingen van hoofdpersoon Joska meer weg hebben van de ervaringen van Kosinski’s vriend en landgenoot Roman Polanski. De film begint halverwege de oorlog in een niet nader genoemd Oost-Europees land. Joska (Petr Kotlár) is een jaar of tien en is door zijn ouders ondergebracht bij zijn tante op het relatief veilige platteland. Als die tante onverwacht overlijdt, begint voor Joska een zwerftocht die hem van de ene ellende naar de andere gruwel brengt.

Lokale barbaren
Opvallend is dat de meeste gruwelen en barbaarse daden niet komen van de nazi’s, maar van lokale dorpsbewoners. Wellicht is dat ook een van de redenen dat de Poolse autoriteiten niet aan de film wilden meewerken. Joska krijgt onder meer te maken met een molenaar (Udo Kier) die de minnaar van zijn vrouw de ogen uitsteekt, een cafébezoeker die de jongen aan de Duitsers verraadt, een priester (Harvey Keitel) die hem niet voor onheil kan behoeden en een Russische scherpschutter die hem meeneemt op een wraakmissie. De film is opgedeeld in hoofdstukken, waarbij Joska telkens weer in een ander dorp belandt, waar hem nieuwe ontberingen wachten. Op het festival in Venetië in 2019 kon een deel van het publiek de 170 minuten ellende niet aan. De film is in al zijn heftigheid echter prachtig gemaakt, geweldig geacteerd en heel ontroerend. Wie niet meeleeft met Joska heeft geen hart.