TrosKompas

Freek Vonk

De emoe

Terwijl ik door het wilde landschap van Australië rijd, kom ik enkele dieren tegen die regelrecht lijken te zijn ontsnapt uit Jurassic Park. Ik heb het natuurlijk over emoes.

Met hun lange poten, kleine vleugels en de woest ogende blik hebben emoes wel iets weg van moderne dinosaurussen. Ik stop de auto en stap uit. De gigantische loopvogels voor mij zijn van kop tot teen bijna net zo groot als ik ben. Als ik een stap naar voren doe, sprint een van de emoes ervandoor. Met een topsnelheid van vijftig kilometer per uur kan ik hem met geen mogelijkheid bijhouden. Dat geeft niet. Emoes gaan en staan waar ze willen. Deze vrije vogels zijn echte nomaden. Ze volgen de regen en gaan waar het eten is. Soms alleen. Soms in groepjes. Wat een leven!

Haantje de voorste

Emoes zijn allesbehalve romantisch. De vrouwtjes hebben de mannetjes maar voor één ding nodig en gaan er na het leggen van een stuk of zeven eieren zo snel mogelijk vandoor. Op naar de volgende vent! Al het zorgwerk komt neer op de schouders, ik bedoel vleugels, van de vaders. Die verlaten het nogal karige nest van vertrapt gras voor geen moment en broeden de eieren uit in zo’n acht weken tijd. Een hele prestatie, want in die tijd drinken ze geen druppel en eten ze niets. Wel staan ze tien keer per dag op om de eieren stuk voor stuk om te draaien. Zo blijft de temperatuur lekker constant. Zodra de eieren uitkomen, volgen de kuikens hun vader voor ongeveer een halfjaar op de voet. Ondertussen is mama nergens te bekennen en heeft ze de tijd van haar leven. Ze legt zo’n vijftig eieren per jaar. Lekker is dat!

 

Beeld © Getty Images