TrosKompas

Freek Vonk

Zeeschapen

Ik heb vele honderden duiken gemaakt in mijn leven, maar verbaas me altijd weer over de enorme diversiteit in vormen en kleuren van onderwaterdieren. Check bijvoorbeeld deze zeenaaktslakken met de geweldige naam ‘zeeschapen’ in Indonesië! 

 

Ze lijken zo uit een tekenfilm gekropen, maar zijn levensecht. Nog geen halve centimeter groot, compleet met twee zwarte oogjes en tastzintuigen die op oren lijken. Hun ‘vacht’ bestaat uit uitlopers van hun spijsverteringsklier. Die uitsteeksels of cerata werken ook als oppervlaktevergroting. Zeeschapen hebben namelijk geen kieuwen; ze nemen zuurstof op via de huid. Wat extra huidoppervlak is dan wel handig. Net als hun naamgenoten op het land grazen zeeschapen de hele dag. Ze eten van een viltig soort alg en zijn hun volwassen leven dan ook alleen op deze algen te vinden. Ze nemen de algen op met hun rasptong. Die ziet eruit als een mini-cirkelzaagje, met een enkele rij tandjes. De slakken schrapen de celwanden van de alg open en slurpen het celsap eruit.

Op zonne-energie  De algen die zeeschapen eten zitten vol chlorofyl of bladgroen. Dit is het pigment dat planten hun kleur geeft en waarmee ze energie uit zonlicht halen in een proces dat fotosynthese heet. In planten zit dit pigment in cellen bij elkaar, de chloroplasten. Zeeschapen zijn een van de weinige diersoorten die deze cellen, zonder ze kapot te maken, kunnen opnemen en gebruiken. Ze slaan de cellen een tijdje op in de uitlopers van hun spijsverteringsklier. Daarom zijn deze diertjes zo groen! Het opslaan van die energie­fabriekjes is erg handig. Stel dat zo’n slak een tijdje geen eten kan vinden, dan is dat niet zo erg. De chloroplasten in hun lichaam werken nog enige tijd door, zodat de slakken kunnen overstappen op zonne-energie. Zo zitten de schaapjes er nog steeds warmpjes bij!

 

Beeld © Getty Images