TrosKompas

Freek Vonk

Metselwesp

Er zijn véél meer soorten wespen dan de ‘limonadewespen’ die je ’s zomers op het terras gezelschap houden. Zoals metselwespen, die ik vaak in Australië zie.

Metselwespen zoeken bloeiende planten op en drinken nectar uit de bloemen. Ze kunnen pijnlijk steken, maar doen dat niet snel en zullen zelden aanvallen. Dat komt doordat het solitaire wespen zijn, geen erg sociale types. Metselwespvrouwtjes moeten het in hun eentje rooien. Ze hoeven dan misschien niet in dienst van een koningin en een heel volk te staan, maar ze hebben in geval van nood ook geen back-up. Als een vrouwtje doodgaat en ze had een nest, dan sterven alle kleintjes met haar. Metselwespen gaan confrontaties dus liever uit de weg. In het Engels worden ze ‘potter wasps’ genoemd, vrij vertaald pottenbakkerwespen. En die naam wordt meteen duidelijk als je hun nesten bekijkt. Het zijn echt net aardewerken potjes, op stenen of bomen geplakt. Prachtig!

Pottenbakkers
Ieder potje bestaat uit maximaal acht broedcellen. Over iedere broedcel die een metselwesp bouwt, doet ze een typische werkdag. In die tijd haalt ze bijna honderd keer modder. Per cel legt ze één eitje. Als zo’n ei bijna uitkomt, is het voedertijd. Ze gaat op zoek naar een dikke rups, verlamt die met een steek van haar angel en vliegt met de vracht tussen haar poten geklemd terug naar het nest. Daar propt ze de bewegingloze rups in de cel. Ze vult zo alle broedcellen en bewaakt haar nest grondig. De rupsen ondergaan een gruwelijk lot: uit het eitje dat met ieder van hen opgesloten ligt komt al snel een zeer hongerig wespenlarfje, dat meteen van de rups begint te knabbelen. Als de eerste rups op is, staat moeders alweer klaar met een verse. Per groeiende wespenlarve jaagt ze er een stuk of vijf rupsen doorheen.