TrosKompas

Freek Vonk

Bamboemaki

Ik ben in Madagaskar en wandel in het bos. Vanaf een tak kijken twee roodbruine ogen in een wollig kopjemij aan. Dit kan niet missen, het is een bamboemaki!

Wat een snoetje. Ik kan goed zien dat de achterpoten van deze halfmaki’s langer zijn dan hun voorpoten. Ze zijn gemaakt om te springen van tak naar tak. De lange staart dient als evenwichtsorgaan, en hun vingertoppen hebben ronde kussentjes voor extra grip. Dit diertje is niet alleen en dat is geen wonder, want bamboe­maki’s leven in kleine familiegroepjes. Die bestaan uit een of enkele mannetjes met ook een of enkele vrouwtjes en hun jongen tot drie jaar oud. Bamboemaki’s onder­houden een territorium en verdedigen dat op drie manieren. Met een geurstof die uit een klier op hun onderarm komt markeren ze de grenzen ervan. Ze maken daarnaast een hoop geluiden om buren te waarschuwen. En als dat niet helpt, gaan ze indringers achterna en jagen ze die weg. 

Specialisten

Hun naam doet al vermoeden dat bamboemaki’s gek op bamboe zijn. Andere primaten eten dat ook weleens, maar geen van hen is daarin zo gespecialiseerd als bamboemaki’s. Deze dieren gaan vooral voor het lekkere merg uit de jonge scheuten. In sommige bamboesoorten zit veel cyanide opgehoopt. Gelukkig hebben bamboemaki’s een maagdarm­stelsel dat korte metten maakt met het gif. En het voordeel van giftig voedsel eten is: niemand anders wil het! Bamboe is niet zo voedzaam en bamboe­maki’s moeten er per dag veel van eten, bijna een derde van hun lichaams­gewicht. Ze zijn er dus de hele dag mee in de weer. Ze vullen hun eenzijdige dieet aan met onder andere bloemen, grassprieten, vruchten, vijgenbladeren en ­paddenstoelen. Er leven trouwens verschillende soorten bamboemaki’s op Madagaskar. Er zijn zes soorten en nog wat ondersoorten bekend. Maar allemaal houden ze erg van bamboe. Da’s een ‘maki’!

 

Beeld: © Getty Images