TrosKompas

Freek Vonk

Vroedmeesterpad

Ik ben voor de verandering eens niet in het buitenland, maar in Zuid-Limburg. Tijdens een avondwandelingetje langs een poel hoor ik zachte, korte geluidjes, net klokjes. Het zijn vroedmeesterpadden!

Met hun ingetogen koor hopen vroedmeesterpadmannetjes de vrouwtjes te lokken. Als een mannetje eenmaal een vrouwtje gevonden heeft, houdt hij haar stevig vast in haar liezen. Dat is anders dan wat veel andere kikkers en padden doen; die houden de vrouwtjes onder hun oksels in hun greep. Terwijl het vrouwtje een lang eitjessnoer afzet, bevrucht pa dit en wikkelt hij de ketting om zijn lijf en poten. Het broedsel wordt dus niet zomaar in het water achtergelaten. De eitjes vallen zo minder snel ten prooi aan roof-dieren en dus hoeven de vrouwtjes er minder te leggen. Het eisnoer bevat ongeveer zeventig eitjes.

Wandelend nestje

De mannetjes lopen tot wel een week of zeven rond met zo’n eisnoer om hun achterlijf gewikkeld. Zo kunnen ze het beschermen en verzorgen. Worden de eitjes bijvoorbeeld te droog, dan neemt pa even een bad. En waarom die naam, vroedmeesterpad? Die komt van vroedvrouw, of ‘wijze vrouw’, iemand die een (aanstaande) moeder tijdens en na de zwangerschap verzorgt en gezond houdt. Al ziet een vroedmeesterpadman zijn date nooit meer terug, wat zijn ongeboren kroost betreft is er niets van die naam gelogen. Als de eitjes klaar zijn om uit te komen, laat hij ze vrij in een poel. Een paar uur later al komen er larfjes uit. Vanaf dat moment moeten de dikkopjes zelf zien te overleven. In ongeveer vier maanden ontwikkelen ze zich van larf tot volwassen pad. Vroedmeesterpadvrouwtjes krijgen enkele legsels per jaar. Halfzusjes en -broertjes die het laatst in het jaar geboren zijn, moeten tot na de winter wachten op hun metamorfose. En dan is het voor hen ook eindelijk tijd om het water te verruilen voor het land. Wat een bijzondere padden!

 

Foto: © Getty Images