TrosKompas

Freek Vonk

Goudkopleeuwaapje

Ik ben aan de oostkust van Brazilië en struin door het tropisch regenwoud. Boven me klinkt ineens hoog gekwetter: ik ben gespot door een familie goudkopleeuwaapjes!

Alle acht kijken ze me even aan. Ze hebben prachtige haren, die in een goudoranje krans om hun kop vallen. Dan verdwijnen de gezichtjes weer tussen de bladeren. Uit de bomen zullen ze zich nooit wagen; op de bosbodem loert te veel gevaar voor ze. Ze houden zich gemakkelijk staande in hun verticale habitat; in tegenstelling tot de meeste primaten hebben leeuwaapjes geen platte nagels aan hun vingers, maar klauwtjes.

’s Nachts slapen ze in boomholten. In het bladerdek zijn leeuwaapjes redelijk veilig, zeker omdat ze samenleven. Goudkopleeuwaapjes wonen in kleine familiegroepjes en onderhouden een territorium. Om de buren buiten hun grenzen te houden, markeren ze die met geuren uit klieren op hun borst en op hun achterste.

Binnen hun gebiedje zoeken ze overdag naar vruchten, boomsap en kleine prooidieren. Ze gaan graag langs bij bromelia’s; niet omdat ze de planten lekker vinden, maar omdat het net snackbars zijn – ze zitten vol met spinnen en insecten. Met hun extra lange, dunne vingers peuteren ze lekkers uit alle hoeken en gaten.

Dubbel feest

Leeuwaapjes krijgen bijna altijd een tweeling. De zorg voor twee van die aapjes is een enorme klus, zeker omdat ze in verhouding al best groot zijn. Daarom doet moederlief dat ook niet in haar eentje. De hele familie helpt mee met babysitten, ze dragen de kleintjes graag. Handig, want zo doen de oudere kinderen van het gezin de nodige ervaring op voordat ze over een jaar of twee zelf aan de bak moeten in een eigen familiegroepje.

De vader houdt zijn eigen kroost veilig en gezond. Na een dag of drie laat de moeder de vader toe om ze te dragen, en na een kleine week mogen ook de andere leden van het gezin een beetje zorg overnemen. Schattig!

 

Beeld: Getty Images