TrosKompas

Freek Vonk

Fluweelworm

In de jungle van Suriname kijk ik zowel op de grond als in de takken, overal kunnen dieren zitten. Dan zie ik iets kruipen. Het is klein, dun en langwerpig, maar geen slangetje. Het is een fluweelworm!

Dit is de eerste keer dat ik een fluweelworm zie. Dit zijn echt aparte dieren. Ze lijken op het eerste gezicht op een rups of naaktslak, maar het zijn geen echte insecten en geen echte weekdieren. Echte wormen zijn het ook niet, al lijken ze daar in hun algemene lichaamsbouw wel op. De rijen herhalende pootjes – tientallen – verraden dat ze het dichtst verwant zijn aan geleedpotigen, zoals insecten en duizendpoten en spinnen.

Fluweelwormen leven in tropische streken tot gematigde gebieden over heel de wereld, als het er maar warm en vochtig is. Het zijn kleine, onopvallende dieren, die in struiken, rottend hout en door vochtige bladeren scharrelen. Onopvallend? Ja, dat zijn ze totdat je ze ziet jagen. Deze kleine beestjes zijn onvervalste vleeseters. Pure carnivoren! Hoe jagen ze?

Twee lijmpistolen onder z’n kop
De fluweelworm is absoluut niet snel, ook al heeft hij veel poten. Die zijn kort en vlezig en hebben geen gewrichten. Maar hij heeft een trucje. Hij verbergt twee ‘lijmpistolen’ onder z’n kop, aan weerszijden van z’n mondopening. De lijmslierten die hij daaruit schiet zijn wel snel! Die leggen supersnel dertig centimeter af. Hopelijk landt een deel van de witte smurrie op een prooi. Dat ziet hij niet echt, maar hij mikt aardig goed. Mis? Geen probleem, de slijmvoorraad is groot (wel tien procent van z’n totale lichaamsgewicht), dus hij schiet gewoon nog eens.

De plakstof hardt in de buitenlucht snel uit en nagelt iedere kever of pissebed aan de grond. De slijmerd kan op zijn gemakje naar zijn maaltijd wandelen. Zijn twee sikkelvormige kaken snijden gemakkelijk door ieder pantser heen en zijn spuug maakt het inwendige van z’n buit vloeibaar. Fluweelwormen zijn lang zo onschuldig niet als ze eruitzien.

Beeld: © Getty Images