TrosKompas

Freek Vonk

Cheeta

Ik ben in Zuid-Afrika en loop over de savanne. Ik ben op zoek naar cheeta’s. Een van de dieren draagt een halsband met een zender en zou hier in de buurt moeten zijn.

Even verderop zie ik ze dan eindelijk. Drie cheeta’s, allemaal iets meer dan een jaar oud. Ze eten van een kadaver, een impala die is gedood door hun moeder. Ze zijn zo druk bezig met het eten van hun prooi dat ik voorzichtig nog iets dichterbij kruip. Deze jonkies zijn niet zo groot en zwaar als een volwassen cheeta, ze zijn zelfs nog een beetje pluizig. Desalniettemin wegen ze een kilootje of veertig. Als je ze nu zo rustig ziet eten, zou je niet zeggen dat dit de allersnelste landdieren ter wereld zijn.

115 km per uur
Cheeta’s zijn net sportauto’s. Vanuit complete stilstand zitten ze al in drie seconden op 80 kilometer per uur. En met een topsnelheid van 115 km per uur zijn ze heer en meester in de vijfde versnelling. Maar deze gigantische snelheid heeft ook een nadeel. Doordat het zoveel energie kost, houden ze het niet lang vol. En om zo hard te kunnen rennen zijn cheeta’s natuurlijk licht en slank, en nooit zo sterk als bijvoorbeeld een leeuw of hyena. Bovendien hebben cheeta’s voor die snelheid bijzonder veel zuurstof nodig. Daarom hebben ze van die grote neusgaten.

Kleine tanden
Elk voordeel heeft echter een nadeel. Door die grote neusgaten is er minder ruimte voor de tanden. Grote tanden hebben lange wortels nodig, maar de omvang van die neusgaten laat daar geen ruimte voor! Vandaar dat een cheeta relatief kleine tanden heeft, zeker in vergelijking met bijvoorbeeld leeuwen. Zelfs de tanden van een baviaan zijn groter. De drie jonge cheeta’s kijken mij inmiddels met een stalen blik aan, ik heb het vermoeden dat ze denken dat ik hun maaltijd kom stelen. Niks aan de hand, jongens. Ik loop langzaam naar achteren en laat ze lekker verder smullen!

Beeld: © Freek Vonk