TrosKompas

Freek Vonk

Mol

Zijn graafdrift is weer overal in weilanden en tuinen te zien, maar wie is nu eigenlijk de mol?

 Als íémand goed is in het spelletje Valkuil, is het de mol wel. Zijn lange ondergrondse gangenstelsels zijn niet meer dan één grote boobytrap voor wormen, slakken, kevers en larven. En soms voor ons, als we erin trappen, maar wij zijn natuurlijk te groot om op te eten. Mollen zijn dag en nacht, dutjes uitgezonderd, bezig door hun zelf gegraven tunnels te rennen en alles te verschalken wat erin is gevallen. Per dag eten ze de helft van hun eigen gewicht, zo’n 50 gram.

Een mol ziet niet veel. Ondergronds, waar geluid niet ver draagt en het licht niet goed doordringt, zijn ogen minder belangrijk. Mollen vertrouwen vooral op hun beweeglijke slurfsnuit met lange snorharen. Die is gevoelig door de vele tastzenuwen (de zo-geheten organen van Eimer).

Koukleumende wormen
Zijn er niet zo veel beestjes te vinden? Dan zit er niets anders op dan nieuwe gangen graven. Hoe meer gangen, hoe vaker prijs! In het begin van de winter vertrekken koukleumende wormen dieper de bodem in; mollen graven erachter-aan. Nieuwe gangen zorgen voor meer opgeworpen grond. Als het warmer wordt, verhuizen de wormen naar boven. En daar gaan die mollen ook weer heen.

Hoe minder beestjes in de grond, hoe groter het territorium van een mol. Mollen houden er niet van om in elkaars gebied te graven. Daarom zitten er in armere gronden, zoals op de heide, per vierkante kilometer een stuk minder mollen in de grond dan in een bos of een open gebied met een rijke bodem. Gaat er een mol dood of verhuist er eentje, dan wordt zijn plekje meteen ingenomen door iemand uit de buurt. Het heeft daarom weinig zin om mollen te verdelgen in de tuin, want je blijft bezig. Dan kunnen we er dus maar beter van genieten.

TK1808_126_01

Beeld: © Getty Images

BANNER_FREEK