TrosKompas

Freek Vonk

Tuatara

“Jij bent ook níks veranderd”, zou je tegen een tuatara kunnen zeggen. Freek doet een boekje open over dit oeroude dier dat het dinosauriërstijdperk nog heeft meegemaakt.

Deze tuatara ziet er niet heel veel anders uit dan de tuatara’s die leefden tijdens het Jura, zo’n 200 miljoen jaar geleden. Daarom noemen we tuatara’s levende fossielen. Het zijn de laatste overblijvers van een orde reptielen die floreerde in de tijd van de dinosauriërs. Nu komen tuatara’s alleen in Nieuw-Zeeland voor. De naam tuatara komt uit de Maoritaal en betekent iets als ‘stekels/pieken op de rug’; vooral duidelijk te zien bij de mannetjes. Zij kunnen deze stekels dan ook extra omhoog zetten en uitzetten in de paartijd om te showen aan de vrouwtjes, of tijdens een gevecht om een territorium. Tuatara’s zien er op het eerste gezicht uit als ‘gewone’ hagedissen, maar dat zijn het niet. Zij zitten, helemaal apart, in hun eigen orde, net als krokodilachtigen, slangen, schildpadden en hagedissen.

Lekker koud, hè?
Veel hagedissen zoeken de warmte op om hun motor weer lekker te laten draaien, tuatara’s houden juist van kou. Hun stofwisseling is laag en hun maximale activiteit beleven zij bij 17ºC. Vijf graden warmer dan dat en het is alweer te warm voor ze. Dan, doorgaans overdag dus, wordt het tijd om in een hol te gaan schuilen en te wachten op de koele nacht. Dan kunnen ze erop uit om eten te zoeken. Tijdens hun nachtelijke snaaipartijen zijn tuatara’s vooral op zoek naar insecten, zoals kevers en sprinkhanen, en ook wormen, larven en slakken. Een lage stofwisseling zorgt ervoor dat een hoop dingen bij tuatara’s ook wat trager gaan. Zo groeien ze langzaam en zijn ze pas rond een jaar of dertig uitgegroeid. Maar een trage stofwisseling is als een dieselmotor; het duurt allemaal even, maar een tuatara kan wel heel oud worden, wel meer dan honderd jaar!

Beeld: © KeresH / Wikipedia CC BY-SA 3.0

1024px-30-ish_male_tuatara

BANNER_FREEK